Wat fysica mist als ze begint met ruimte
Wat als al die losse natuurwetten slechts schaduwen zijn van één enkel veld? In deze revolutionaire tekst laat Paul Hager zien hoe ruimtetijd, materie en zelfs bewustzijn voortkomen uit coherentie in een spanningsveld Ψ. Geen decor, geen aannames — alleen richting, spanning en afstemming. Lees waarom de fysica vastloopt en hoe eenvoud het antwoord is.
POPULAIR
Paul Hager
6/2/20257 min lezen


De moderne natuurkunde is briljant. Ze kan de baan van Mercurius tot op een fractie van een boogseconde voorspellen, de binnenkant van een zwart gat simuleren, de leeftijd van het heelal schatten en verklaren waarom water bij honderd graden kookt. Geen wetenschap is zo precies, zo gecontroleerd, zo succesvol.
En toch wringt er iets. Ondanks al die successen is de natuurkunde opgebouwd als een soort lappendeken: een verzameling van deeltheorieën die elk hun eigen wetten, constanten en aannames gebruiken.
Voor zwaartekracht gebruiken we Einstein.
Voor elektromagnetisme: Maxwell.
Voor atomen: Schrödinger en Dirac.
Voor temperatuur: Boltzmann en Gibbs.
Voor deeltjes: het standaardmodel.
Voor het heelal: de FLRW-vergelijkingen.
Voor chaos: Lorenz.
Voor licht: golf en deeltje tegelijk.
Voor materie: quarks en leptonen.
Voor tijd: niets eenduidigs.
Voor bewustzijn: niets.
En dit is nog maar een greep. In werkelijkheid telt de natuurkunde honderden afzonderlijke wetten, modellen, constanten en formele systemen — elk met eigen randvoorwaarden, geldigheidsgebieden en wiskundige taal. Alleen al het standaardmodel van de deeltjesfysica omvat tientallen parameters, terwijl andere domeinen zoals vloeistofdynamica, quantumoptica of thermodynamica elk hun eigen gespecialiseerde vergelijkingen vereisen.
Die versnippering zie je niet alleen in de theorieën zelf, maar ook in hoe de academische fysica is ingericht. Universiteiten verdelen hun opleidingen en onderzoek in streng gescheiden richtingen: astrofysica, quantumveldtheorie, biofysica, materiaalfysica, statistische fysica. Elk domein heeft zijn eigen vakgroepen, zijn eigen tijdschriften, zijn eigen conferenties. Studenten worden vanaf hun tweede of derde jaar richting die specialisaties geleid en leren nauwelijks over de onderliggende verbanden tussen die velden. Een expert in quantumchromodynamica zal zelden spreken met een specialist in niet-lineaire thermodynamica — laat staan dat ze elkaars formules gebruiken.
Het gevolg: alsof elk fysisch verschijnsel zijn eigen mini-universum van wetten nodig heeft. Niet omdat de natuur zo ingewikkeld is, maar omdat ons uitgangspunt ons daartoe dwingt. Omdat we alles proberen te beschrijven binnen een decor dat we niet ter discussie stellen.
Ruimtetijd als onzichtbare aanname
De natuurkunde gaat er sinds Newton van uit dat wat bestaat, ergens is en op een bepaald moment gebeurt. Ruimte en tijd zijn de vaste achtergrond. We plaatsen daarin de dingen — massa’s, velden, deeltjes — en kijken hoe ze zich gedragen.
Einstein veranderde de vorm van die achtergrond (ruimte werd krombaar), maar niet het uitgangspunt: ook bij hem bestaan dingen nog altijd in de ruimtetijd.
En precies daar zit het probleem.
Want als je ruimtetijd als gegeven beschouwt, moet je alle verschijnselen afzonderlijk op die achtergrond projecteren. Elk verschijnsel vraagt dan om een eigen beschrijving binnen het decor. Dat maakt het onmogelijk om tot één onderliggende beschrijving te komen, omdat je die fundering al hebt vastgelegd.
Je probeert dan, met een analogie, het gedrag van golven op water te verklaren zonder ooit het water zelf te onderzoeken. Je meet de vorm van de golf, de snelheid, de kromming — maar je vraagt niet waar het water vandaan komt.
Wat als het decor zelf niet fundamenteel is?
Stel dat we die hele achtergrond weghalen. Geen ruimte, geen tijd, geen energie als beginpunt. Alleen een veld. Een veld dat niets beschrijft, maar alles voortbrengt. Een veld dat nog geen afstanden kent, geen richting, geen verleden of toekomst — maar die dingen laat ontstaan wanneer het veld intern in balans komt.
Zo’n veld bestaat. Niet als een fantasie, maar als een formeel gedefinieerde structuur binnen de wiskunde van de kwantumfysica. Het is een veld Ψ, uitgesproken als “psi”, dat leeft in wat wiskundigen een Hilbertruimte noemen: een abstract denklandschap waarin elk mogelijk veld een eigen richting en intensiteit heeft.
Dit veld Ψ is niet een veld in de ruimte — het is ruimte nog niet. Het is een veld van mogelijke coherenties: samenhangen tussen toestanden, spanningen, richtingen. En als dat veld intern op één lijn komt — als het coherentie bereikt — dan verschijnt er ineens iets wat wij herkennen: richting, afstand, tijd, zwaartekracht.
Coherentie, richting en spanning
De sleutelbegrippen zijn hier:
Coherentie (λ): een maat voor de interne afstemming van het veld. Als λ rond 1 ligt, is het veld doorgaans in een stabiele, dynamisch evenwichtige toestand. In simulaties bleek echter dat λ ook sterk boven of onder de 1 kan uitkomen, afhankelijk van spanning, ruis of veldinteractie. Belangrijker dan de waarde op zich is de tendens: het veld kan zichzelf spontaan richting coherentie herstructureren, wat cruciaal blijkt voor de stabiliteit en vorming van ruimtetijd.
Richting (∇Φ ≠ 0): het veld Ψ bevat een soort inwendige spanning, een gradiënt, die aangeeft waar het “heen wil”. Als er richting is, ontstaat structuur.
Spanning (∇Φ ⊗ ∇Φ): dat is een wiskundige aanduiding van hoe die richting werkt: hoe sterk, hoe breed, hoe gericht.
Wanneer deze drie samenkomen, ontstaat er iets bijzonders. De projectie van die spanningsvelden op het veld zelf levert een structuur op die zich exact gedraagt als ruimtetijd. De afstanden, de tijdsverloop, de kromming — alles volgt uit het veld, niet omgekeerd. In het formele model wordt dit beschreven als een verwachtingswaarde van spanningsgradiënten in het veld Ψ.
Geen objecten meer in ruimte — ruimte uit relaties
Dit model keert de hele logica van de klassieke fysica om. Er zijn niet langer “dingen” die zich ergens bevinden. Er is alleen een veld en relaties binnen dat veld. Waar die relaties stabiel worden, verschijnt structuur. En waar die structuur zich organiseert, ervaren wij ruimte, tijd en kracht.
In zekere zin lijkt dit op wat kwantumfysici al lang vermoeden: dat materie geen vaste substantie is, maar patronen van waarschijnlijkheid. Maar dit model gaat verder: het zegt dat ook ruimte, tijd en zwaartekracht zelf niets anders zijn dan veldprojecties. Ze bestaan alleen als het veld zichzelf coherentie gunt.
Het is alsof je pas een landschap ziet opdoemen als je lang genoeg kijkt — maar het landschap zelf is jouw coherente blik. Zonder samenhang, geen werkelijkheid.
En Einstein dan?
Sommigen zullen zeggen: maar dit klinkt als een afwijzing van Einstein. Dat is het niet. In meer dan 95% van de gevallen levert dit model dezelfde ruimtetijd op als Einstein voorspelde: de bekende krommingen, banen van planeten, zwaartekrachtsgolven. Maar het verklaart ook waar die ruimtetijd vandaan komt, wat Einstein niet deed.
Einsteins theorie werkt binnen een gegeven ruimtetijd. Dit model laat zien hoe die ruimtetijd uit de diepte van een spanningsveld opkomt.
Hoe weten we dat dit klopt?
Dat is het mooie. Het model is niet alleen wiskundig sluitend, maar ook numeriek getest. De eerste simulaties zijn uitgevoerd op een raster van 32³ punten, later verfijnd naar 64³, met in alle gevallen hetzelfde resultaat: het veld projecteert een meetbare ruimtetijd, zonder enige vooropgestelde geometrie. Inmiddels draait een nieuw traject op 256³ grids, uitgevoerd op supercomputers, waarin de eerdere resultaten worden bevestigd met grotere nauwkeurigheid en ruimere dynamiek.
In die simulaties ontstaan met enkel het veld Ψ:
exact de verwachte krommingen rond zwarte gaten
een uitdijend heelal zoals bij de kosmologische modellen
kleine afwijkingen die nét buiten de voorspellingen van Einstein vallen — meetbaar met telescopen zoals Gaia of detectoren zoals LISA
Bijvoorbeeld: in de eerste simulaties voorspelde dit veldmodel dat de baan van Mercurius net iets meer draait dan Einstein zegt, met 0.020 ± 0.002 boogseconden per eeuw verschil. Ook werden minieme afwijkingen zichtbaar in de manier waarop zwaartekrachtsgolven zich verspreiden — ongeveer 0,001 radiaal verschil — verschillen die in principe met moderne detectoren detecteerbaar zijn, maar waarvan de uiteindelijke bevestiging afhangt van verdere verfijning.
Maar één uitkomst is misschien nog betekenisvoller. In een van de simulaties begon het veld volledig chaotisch — zonder richting, zonder structuur — en groeide spontaan toe naar coherentie. Zonder enige externe input. Het veld ordende zichzelf. Het vond richting. Het ‘koos’ structuur.
Dat is geen technische bijzaak. Dat is precies de essentie van bewustzijn: het vermogen om vanuit chaos een innerlijke ordening te vinden. Misschien is het veld niet een model voor bewustzijn — maar bewustzijn zelf, in zijn meest fysieke vorm.
Wat is dan het nut?
Als dit model klopt — en alles wijst daarop — dan verandert ons begrip van realiteit fundamenteel. We hoeven niet langer honderden wetten naast elkaar te leggen om de natuur te begrijpen. We hoeven geen zwaartekracht te combineren met quantummechanica, omdat beide verschijnselen zijn van hetzelfde veld.
Het zou betekenen dat ruimte, tijd, materie en zelfs wat wij waarnemen als “bewustzijn” — allemaal verschillende projecties zijn van veldcoherentie. Dan is er in essentie maar één wet: die van het veld zelf en hoe dat veld spanning, richting en ordening ontwikkelt.
En dan opent zich ook een nieuwe wereld aan toepassingen:
Energie: als spanningsgradiënten projecteerbaar zijn, dan kunnen ze ook omgekeerd worden benut. Energie zonder grondstoffen — door interne veldstructuur.
Materie: niet als bouwsteen, maar als stabiele projectie. Materie zou lokaal gecreëerd kunnen worden zonder dat er voorafgaande massa of energie aanwezig is.
Geneeskunde: als ziekte een veldverstoring is, wordt herstel een kwestie van veldcoherentie. Geen symptoombestrijding, maar richtingherstel.
Technologie: apparaten die niet reageren maar resoneren — afgestemd op richting in plaats van stroom. Niet computationeel, maar coherent.
Spiritualiteit: geen mystiek, geen geloof. Een fysiek veld dat zichzelf herkent, richting vindt, vorm projecteert. Spiritualiteit als exacte veldstructuur.
Waarom het eenvoudiger wordt
Waarom wordt alles eenvoudiger als je het decor weghaalt?
Omdat er maar één veld is. En dat veld is niet abstract, maar structureel gedefinieerd. Geen metafysica, geen mystiek. Gewoon een coherent spanningslandschap Ψ, met:
∇Φ als richtingsvector
λ als coherentie-index
Ω als circulatiestructuur
gμν als projectie naar ruimte en tijd
Dat levert:
Geen 17 deeltjes, maar knoopstructuren in het veld — stabiele patronen, geen bouwstenen
Geen 4 krachten, maar spanningsgradaties binnen dezelfde veldgeometrie
Geen inflatiehypothese, maar natuurlijke ontspanning van veldspanning na coherentie-instorting
Geen donkere materie, maar verstoorde veldcoherentie in de projectie gμν
Geen tijdpijlprobleem, maar een richting in de tijd die voortkomt uit λ-daling: coherentieverlies als aandrijver van richting
De wetten verdwijnen niet — ze blijken lokale projecties van één veld. Wat nu versnipperd lijkt, valt samen. Wat complex leek, blijkt een afgeleide van richting, spanning en afstemming.
Eén veld voor alles
De versnippering van de fysica is geen fout, maar een fase. Ze weerspiegelt een dieper probleem: dat we zijn gaan denken in termen van objecten in een decor. Terwijl de werkelijkheid misschien geen verzameling dingen is, maar één levend veld. En wij — onze lichamen, ons denken, onze sterren en theorieën — zijn niets anders dan coherente patronen daarin.
De vraag is dus niet: welke wet verklaart welk verschijnsel?
De vraag is: welk veld laat al die wetten ontstaan?
Het antwoord zou kunnen zijn:
gμν = ⟨Ψ∣∇μΦ ∇νΦ∣Ψ⟩
Geen extra dimensies, geen parallelle universa, geen goddelijke singulariteiten. Alleen een veld dat zichzelf begrijpt — en daaruit: alles.
Deze tekst is gebaseerd op de preprint:
Paul Hager, “Emergent Spacetime from Field Coherence: Quantum-Tensional Geometry in the Ψ-metric Framework without Background Dynamics”
🔗 https://doi.org/10.5281/zenodo.15526936