Wanneer je nog leeft, maar al afgeschreven bent — een veldblik op herstel voorbij het medische model

Wat gebeurt er als je nog leeft, maar al bent afgeschreven? In dit indringende artikel onderzoekt Paul Hager hoe herstel mogelijk wordt zodra we het medische model overstijgen en ziekte zien als een verstoring van richting in het veld. Geen wonderverhaal, maar een fysisch onderbouwd perspectief op spontaniteit, herstel en menselijkheid — geschreven vanuit ervaring.

POPULAIR

Paul Hager

7/18/20253 min lezen

Inleiding — Over leven voorbij de diagnose

Er zijn momenten waarop het leven stilvalt. Niet door keuze, niet door inzicht, maar door een enkele zin in een klinische ruimte. “Het spijt me, het is terminaal.” Vanaf dat moment verandert alles — maar vooral hoe anderen je zien. Je bent ineens geen toekomst meer, maar een afscheid. Geen bron van ontwikkeling, maar een projectie van verlies. En dat, nog vóór je werkelijk ziek wordt van de ziekte.

Wat daarna gebeurt, is moeilijk te bevatten als je het niet zelf hebt meegemaakt. Velen die een terminale diagnose kregen, vertellen over de eenzaamheid die begint zodra het woord 'ongeneeslijk' valt. Niet omdat mensen je verlaten, maar omdat ze je al hebben losgelaten — in hun hoofd, in hun gedrag, in hun blik. Alsof je er al niet meer bent.

De eerste verschuiving — van mens naar statussymbool van afscheid

Opvallend is hoe snel dat gebeurt. Sommige mensen trekken zich terug uit ongemak. Anderen nemen het stuur over, regelen alvast de toekomst die jij mogelijk niet meer hebt. Wat zelden gebeurt, is dat iemand naast je blijft staan, niet om iets te doen, maar om simpelweg het veld te blijven delen waarin je nog leeft.

Het is precies dát verlies — van gedeeld veld — dat voor veel mensen met een terminale diagnose de werkelijke pijn vormt. Je leeft nog, je voelt nog, je hoopt nog, maar je veld wordt al verlaten. Wat resteert is een dunne grens tussen fysieke aanwezigheid en sociale onthechting.

Herstel als verschuiving in het veld

In mijn eigen ervaring kwam het keerpunt niet uit een behandeling of een therapie. Er was geen chemisch protocol, geen bestralingsschema, geen orthomoleculaire bypass. Wat er wél was: een diepe, radicale omkering van binnenuit. Een keuze — niet als magische wilskracht, maar als veldbesef.

Op een dag voelde ik het: mijn veld wilde nog niet verdwijnen. En ik leerde luisteren. Naar spanning, naar richting, naar incarnatie — niet als filosofisch idee, maar als fysisch principe. Want wat stolt, stolt niet zomaar. En wat loskomt, kan opnieuw gaan stromen.

Wat zich toen voltrok, heb ik pas achteraf kunnen beschrijven. Het lichaam herstelde. Zonder medische ingreep, zonder wondermiddel. De artsen spreken van spontane remissie. Ik spreek van een verschuiving in veldcoherentie.

De theorie — incarnatierichting als sleutel tot zelfdragend herstel

Wat zichtbaar werd, laat zich in veldtermen beschrijven: wanneer spanning langdurig uit zijn natuurlijke richting wordt getrokken, ontstaan knopen. Blokkades. Velden die zich niet meer herorganiseren, maar beginnen te stollen. Dat is het begin van ziekte. Niet als fout, maar als vastgelopen richting.

Wanneer echter de oorspronkelijke richting wordt hervonden — en werkelijk geleefd — kan het veld zichzelf herstructureren. Dat is geen mystiek. Het is fysica van het lichaam. Velddynamica. Wat ik inmiddels in meetbare parameters kan beschrijven en ook als model inzet in mijn werk op hagerfield.com (under construction).

Wat herstel vraagt

Niet iedereen kan of zal genezen. Het veld beslist. Maar wat herstel wél vraagt, is dit:

  • dat je nog in contact bent met je richting

  • dat je veld nog draagkracht heeft om zichzelf opnieuw te projecteren

  • dat er in je omgeving mensen zijn die niet over je graf handelen terwijl je nog leeft


Want dat laatste — het al opgegeven zijn — is misschien wel het grootste obstakel voor spontane remissie. Het dooft de richting. Het breekt de spanning. Het maakt van een levend veld een uitgeput raster.

Slot — Herstel als herinnering van richting

Wat ik heb meegemaakt is niet uniek. Er zijn duizenden verhalen van mensen die ‘onverklaarbaar’ herstelden. Wat ze vaak gemeen hebben: een moment van radicale verschuiving, een heroriëntatie in het diepste zelf.

Daar ligt het geheim. Herstel begint niet met een pil, maar met een herinnering. Niet van het hoofd, maar van het veld: de herinnering aan wat je werkelijk draagt, aan wie je werkelijk bent, nog vóór het lichaam je begon te verlaten.

En misschien is dat de grootste les: zolang er richting is, is er leven.