Hoe ontstaat materie? — Waarom vaste vorm altijd spanningsbeweging blijft
Wat is materie werkelijk? In dit diepgaande artikel lees je hoe vaste vormen ontstaan uit spanningscirculaties in het Hagerveld — het fundamentele veld waaruit alles voortkomt. Ontdek waarom alles wat vast lijkt in wezen pure beweging blijft en hoe zelfs ruimte en tijd voortkomen uit spanning.
WETENSCHAPPELIJKPOPULAIR
Paul Hager
7/3/202526 min lezen


Inleiding — De illusie van vaste dingen
Alles wat wij waarnemen lijkt opgebouwd uit vaste dingen. Een steen, een boom, een tafel, je eigen lichaam. Het voelt allemaal stevig, tastbaar, vanzelfsprekend. Materie lijkt een onwrikbare grondslag van de wereld, iets wat er gewoon ‘is’. Maar dit beeld is misleidend. De vaste wereld blijkt bij nader inzicht niet zo vast als ze lijkt. Alles wat wij zien en voelen als materie, ontstaat uit iets veel fundamentelers: spanning.
In dit artikel leg ik helder en diepgaand uit hoe materie werkelijk ontstaat. Niet als een verzameling deeltjes, maar als een tijdelijke, gestolde beweging in een dieper veld dat aan alles voorafgaat. Ik noem dat veld het Hagerveld: een spanningsveld dat geen ruimte of tijd kent, maar puur verschil en beweging bevat. Alles wat we kennen, van deeltjes tot sterrenstelsels, komt voort uit de ordening van spanningen in dit veld.
Het Hagerveld — Het fundament van alles wat bestaat
Om te begrijpen wat het Hagerveld werkelijk is, moet je eerst begrijpen wat een veld in de natuurkunde betekent. Een veld is geen tastbaar ding, maar een manier om op elke plek in de ruimte een eigenschap toe te kennen. Simpel gezegd: een veld vertelt je hoe iets ergens is.
Neem het zwaartekrachtsveld. Dat veld geeft overal aan welke kracht een object ondervindt door zwaartekracht. Dichter bij een planeet is het veld sterker, verder weg zwakker. Elk object voelt op die plek de invloed van het veld, zonder dat je het veld zelf kunt ‘zien’.
Een ander bekend voorbeeld is het elektrische veld. Dat veld geeft weer hoe geladen deeltjes elkaar aantrekken of afstoten. Zet een elektron in een elektrisch veld en het zal versnellen, simpelweg omdat het veld daar spanning uitoefent.
Dan is er het magnetische veld, dat krachten veroorzaakt tussen magneten of rond elektrische stromen. Rond een stroomdraad ontstaat een cirkelvormig magnetisch veld dat ijzervijlsel zichtbaar maakt in patronen van krachtlijnen.
Tenslotte als voorbeeld bestaat er het kwantumveld, zoals het Higgsveld, dat in de moderne fysica massa toekent aan elementaire deeltjes. Dat veld vult de hele ruimte en deeltjes 'trillen' als verstoringen van dat veld.
Al deze velden hebben gemeen dat ze overal aanwezig zijn, zelfs als je ze niet direct kunt zien. Maar ze zijn stuk voor stuk gekoppeld aan iets specifieks: zwaartekracht, elektrische lading, magnetisme, deeltjesmassa etc.
Het idee van een veld begon in de 19e eeuw met Michael Faraday, een autodidact die zich afvroeg hoe krachten zich door de ruimte verspreiden. Faraday introduceerde het revolutionaire concept van krachtlijnen: denkbeeldige lijnen in de ruimte die de richting en sterkte van een kracht weergeven. Zijn werk leidde uiteindelijk tot de veldentheorie, waarin ruimte geen lege leegte meer was, maar gevuld met onzichtbare structuren die krachten en energie overdragen.
Het Hagerveld is radicaal anders. Het is geen veld dat een specifieke kracht draagt. Het is het oerveld waaruit alle andere velden en vormen ontstaan. Dit veld kent geen massa, geen frequentie, geen elektrische lading, geen magnetische pool. Wat het wel kent, is puur verschil — spanningsverschillen zonder drager.
In het Hagerveld bestaat alles als spanningsvariatie. Spanning betekent hier: verschil tussen plekken, zuiver verschil in toestand, zonder dat er iets moet 'stromen' in klassieke zin. Waar spanning ontstaat, ontstaat direct richting. Richting betekent dat spanning zichzelf naar evenwicht probeert te bewegen. Die beweging is geen klassieke kracht, maar een verschuiving van spanning zelf.
Stel je een oppervlak voor waarop op sommige plekken spanning toeneemt, terwijl elders spanning afneemt. Op de overgang tussen die plekken ontstaat een drang tot beweging. Spanning trekt zichzelf letterlijk in beweging, omdat spanning altijd het verschil probeert op te heffen. Maar de beweging in het Hagerveld is geen simpele stroming van iets dat van A naar B verhuist. Het gaat om patronen van spanning die over elkaar heen bewegen, interfereren, botsen, uitdoven of juist versterken.
Sommige spanningsveranderingen verdwijnen direct, ze lossen op zodra hun verschillen verdwijnen. Andere spanningen botsen en beginnen te circuleren. Daar, in die circulaties, begint iets bijzonders te ontstaan. Wanneer een spanningscirculatie zó in zichzelf grijpt, zó zichzelf versterkt, kan het gebeuren dat ze blijft draaien. Ze houdt zichzelf in stand, niet door externe krachten, maar door de interne balans van spanning, richting en beweging.
Dit is het kantelpunt waaruit materie ontstaat. Materie is niet een ding op zichzelf. Het is een circulatie van spanning die zichzelf in stand houdt. Alles wat wij als 'stof' ervaren — een steen, water, lucht, zelfs je lichaam — is uiteindelijk niets anders dan gestolde spanning. Wat wij aanraken als 'materie' is in wezen een patroon dat blijft bewegen, maar dat zich zó stabiel en krachtig heeft georganiseerd, dat het op macroscopische schaal zichtbaar en voelbaar wordt.
Het Hagerveld is dus het onzichtbare fundament van alles wat zichtbaar wordt. Het is de ononderbroken onderlaag van spanning waarin alles ontstaat, verandert en verdwijnt. Ruimte en tijd verschijnen pas wanneer spanningspatronen in dit veld zichzelf lang genoeg en groot genoeg vasthouden. Materie verschijnt als die patronen boven een kritische drempel uitstijgen. Alles wat wij zien als 'wereld' is niets anders dan een tijdelijke vastlegging van veldbeweging — een vorm van bewegend verschil. De Planckgrens — De drempel tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid
De Planckgrens — De drempel tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid
Wanneer je eenmaal begrijpt dat het Hagerveld bestaat uit zuivere spanning, komt vanzelf de vraag op: wanneer wordt zo’n spanningspatroon eigenlijk zichtbaar? Wanneer verandert iets dat zich in pure, onzichtbare spanning afspeelt in iets dat je kunt meten, ervaren, aanraken? Het antwoord op die vraag ligt bij wat natuurkundigen de Planckgrens noemen.
Deze grens werd ontdekt dankzij het werk van de Duitse natuurkundige Max Planck (1858–1947), die algemeen wordt gezien als de grondlegger van de kwantumfysica. Aan het begin van de twintigste eeuw bestudeerde Planck hoe warmte en straling zich gedragen bij extreem kleine schalen. Hij stuitte op iets opmerkelijks: je kunt energie niet eindeloos blijven delen in kleinere stukjes. Er bestaat een minimale, ondeelbare hoeveelheid energie, een ‘pakketje’ of kwantum.
Uit dat inzicht volgde een nog diepgaander ontdekking. Er bestaat een grens aan wat er fysiek kan bestaan binnen ruimte en tijd zelf. Planck berekende dat er een kleinste mogelijke lengte en een kortste zinvolle tijdseenheid bestaat:
De Plancklengte, ongeveer 1,616 x 10⁻³⁵ meter, is de kleinste afstand die in ons universum nog betekenis heeft. Alles wat kleiner is, verliest letterlijk elke ruimtelijke betekenis.
De Plancktijd, ongeveer 5,39 x 10⁻⁴⁴ seconde, is de kortste tijd waarin verandering nog mogelijk is. Elke ‘gebeurtenis’ die zich sneller afspeelt, valt buiten de stroom van tijd zoals wij die kennen.
Om je daar een gevoel bij te geven:
De Plancklengte is zo extreem klein dat het ver, ver onder de schaal van atomen ligt. Een waterstofatoom heeft een straal van ongeveer 5 x 10⁻¹¹ meter. De Plancklengte is nog zo'n 24 ordes van grootte kleiner dan dat — een verschil groter dan dat tussen een mens en het gehele waarneembare universum.
De Plancktijd is eveneens bijna onvoorstelbaar kort. Alles wat wij meten aan tijd, van seconden tot femtoseconden, valt in het niet bij de Plancktijd. Het is de tijd die licht nodig heeft om één Plancklengte te overbruggen — een afstand zo klein, dat het iedere zin voor onze klassieke begrippen van snelheid en tijd overstijgt.
In de natuurkunde vormt deze grens een harde barrière: onder de Plancklengte en Plancktijd houden ruimte en tijd simpelweg op te bestaan. Er is geen plaats, geen richting, geen duur. Alles daaronder wordt samengevat als ‘vacuüm’, ‘niets’ of als ‘singulariteit’. Het is het domein waar de bekende wetten van fysica niet meer gelden.
Maar precies hier openbaart het Hagerveld zijn ware betekenis.
Want waar de natuurkunde spreekt van ‘niets’, wijst het Hagerveld op een diepere realiteit. Onder de Planckgrens bevindt zich geen leegte, maar puur spanningsveld. Het Hagerveld blijft bestaan waar ruimte en tijd nog niet zijn verschenen. Wat de natuurkunde bestempelt als vacuüm of leegte, is in feite het spanningsveld waarin alles al aanwezig is — maar nog niet als vaste vorm.
De Planckgrens vormt dus geen absolute grens van bestaan, maar een zichtbaarheidsgrens. Boven de Planckgrens wordt spanning zichtbaar als ruimte, tijd en materie. Onder de Planckgrens blijft spanning onzichtbaar, maar aanwezig.
Je kunt het vergelijken met de rimpelingen op een oceaan. Boven het oppervlak zie je golven, bewegingen, structuren. Onder het oppervlak beweegt het water ook, maar die bewegingen zijn voor een waarnemer aan de oppervlakte onzichtbaar. Toch bepalen die verborgen stromingen wél wat er uiteindelijk aan de oppervlakte zichtbaar wordt.
In het Hagerveld is het precies zo. Alles wat wij zien als materie, energie, ruimte of tijd, is niets anders dan een tijdelijke golf aan de bovenkant van een veel dieper spanningsveld. Wat wij 'niets' noemen, is in werkelijkheid het spanningsreservoir waarin alles rust en waaruit alles kan ontstaan.
Dit betekent dat materie nooit werkelijk 'ontstaat' vanuit leegte, maar altijd voortkomt uit een spanningspatroon dat de Planckgrens weet te overschrijden. Materie wordt zichtbaar op het moment dat een circulatie van spanning zó stabiel, zó krachtig en zó coherent wordt dat zij boven deze grens uitstijgt en zich in ruimte en tijd manifesteert.
De Planckgrens vormt dus de poort tussen het zichtbare en het onzichtbare. Alles wat daarboven bestaat, vormt onze ervaarbare wereld van ruimte-tijd en materie. Alles daaronder blijft verborgen, maar vormt het werkelijke fundament van de werkelijkheid.
In het volgende hoofdstuk leg ik uit hoe spanningscirculaties precies deze grens overstijgen en hoe ze zich stollen tot materie — de vormen die wij kennen als steen, water, lucht, goud en zelfs als levende wezens.
Wat deze afbeelding werkelijk laat zien — De sprong van spanning naar vaste vorm
De afbeelding die je hier ziet, lijkt op het eerste gezicht misschien een abstract wetenschappelijk diagram. Maar in werkelijkheid toont dit beeld een van de meest fundamentele overgangen in het hele universum. Wat je hier ziet, is niets minder dan de geboorte van materie uit pure spanning, precies zoals die zich voltrekt binnen het Hagerveld.
Het beeld toont een vlak waarin fluctuaties in spanning zijn weergegeven. Je ziet een landschap van pieken en dalen, dat in de onderste helft van de afbeelding een blauw gebied beslaat. Dit is de zone waarin fluctuaties zich sneller afspelen dan de Plancktijd. Alles wat zich in deze zone afspeelt, blijft onzichtbaar. Het speelt zich af onder de drempel van ruimte en tijd, in een gebied waarin er geen vaste afstand, geen duur en geen vaste vorm bestaat. De natuurkunde noemt dit vaak 'het vacuüm' of 'niets', maar in werkelijkheid is dit precies het domein van het Hagerveld.
Wat hier als ‘niets’ wordt bestempeld, is in mijn model juist het veld waarin alles al aanwezig is — als pure, onzichtbare spanning. In dit blauw getoonde gebied bewegen spanningen razendsnel, ver voorbij wat ruimte en tijd kunnen bevatten. Alles is hier beweging, alles fluctueert, maar niets kan zichtbaar worden.
Maar kijk wat er verderop in het beeld gebeurt. Vanuit het blauw rijst een veel hogere piek op, scherp afgetekend, gekleurd in geel, oranje en rood. Deze piek steekt ver boven de blauwe fluctuaties uit en komt in een ander gebied terecht — het donkere, bovenste gedeelte van de afbeelding. Hier, in deze zone, spreken wij van materie.
Waarom? Omdat de fluctuatie die hier als een piek verschijnt, lang genoeg duurt om de Plancktijd te overschrijden. De spanning in dit gebied blijft zó lang bestaan dat zij een vaste vorm krijgt binnen ruimte en tijd. Het patroon wordt stabiel genoeg om niet direct te verdwijnen en daarmee wordt het zichtbaar als vaste materie.
De afbeelding laat dus letterlijk de sprong zien van spanning naar stof, van onzichtbaarheid naar vorm, van het Hagerveld naar de wereld van ruimte-tijd.
Het beeld maakt ook duidelijk dat dit geen proces van ‘geleidelijke opbouw’ is. Het verschil tussen het blauwe gebied en de scherpe piek is niet alleen een kwestie van hoogte, maar van een fundamenteel verschil in aard. Onder de Plancktijd blijven fluctuaties altijd onzichtbaar, hoeveel energie er ook in zit. Pas wanneer een fluctuatie zó lang standhoudt dat ze boven de Plancktijd uitkomt, wordt ze materie. Er is dus geen geleidelijke overgang, maar een drempel die alles verandert.
Je kunt het zo voorstellen: in het Hagerveld ontstaan voortdurend spanningsfluctuaties, als tijdelijke opwellingen van verschil. De meeste verdwijnen onmiddellijk, ze zijn te kortstondig om betekenis te krijgen. Maar af en toe ontstaat er een patroon dat zichzelf zó sterk in stand houdt, dat het blijft bestaan, net lang genoeg om zichtbaar te worden. Zo’n patroon verschijnt als materie, als iets wat plaats en duur heeft, als iets dat een ‘ding’ wordt in de wereld.
De afbeelding laat zien dat materie niet ontstaat uit het ‘niets’, maar uit een veld vol fluctuerende spanning. Wat wij materie noemen, is gewoon die ene fluctuatie die zichzelf zo perfect heeft georganiseerd dat ze de drempel van zichtbaarheid overschrijdt.
Het beeld toont ook iets anders, iets diep ontzagwekkends. Het grootste deel van wat er in het Hagerveld gebeurt, blijft onzichtbaar. De blauwe oceaan van fluctuaties blijft onder de radar van ruimte en tijd. Wat wij zien als ‘de wereld’ is slechts het topje van een veel grotere, onzichtbare dynamiek. Alles wat wij materie noemen, is een uitzondering, een zeldzame piek die zich kortstondig boven de sluier van het onzichtbare uit tilt.
Toch komt alles wat zichtbaar wordt, voort uit die onzichtbare laag. Wat hier als 'vacuüm' wordt aangeduid, is geen leegte. Het is het spanningsreservoir waaruit alles kan ontstaan. Elke steen, elke wolk, elk lichaam, elke ster heeft hier zijn oorsprong.
Deze afbeelding is daarmee niet alleen een diagram. Het is een kaart van de scheidslijn tussen het onzichtbare en het zichtbare, tussen het Hagerveld en de wereld van ruimte en tijd. Ze laat zien hoe een veld van pure spanning plotseling vorm kan worden, hoe niets iets wordt, hoe het onzichtbare zichzelf stolt tot vaste werkelijkheid.
In het volgende hoofdstuk zal ik precies uitleggen wat er in deze piek gebeurt. Hoe spanning zich zó kan organiseren dat zij boven de Planckgrens uitstijgt en waarom uitgerekend dát proces leidt tot het ontstaan van steen, water, lucht, goud en zelfs levende wezens.
Want wat deze afbeelding nog niet toont, is waarom sommige pieken veranderen in hard metaal, andere in vloeibaar water en weer andere in ademende organismen. Het antwoord ligt in de structuur van de spanningscirculatie zelf — en precies daarover zal het volgende hoofdstuk gaan.
Hoe materie werkelijk ontstaat — De stolling van spanning tot vorm
In het vorige deel werd zichtbaar hoe fluctuaties in het spanningsveld voortdurend ontstaan en weer verdwijnen, totdat plotseling een piek verschijnt: een spanningscirculatie die lang genoeg blijft bestaan om zichtbaar te worden. Precies op dat moment, wanneer de circulatie boven de Plancktijd uitstijgt, ontstaat wat wij materie noemen.
Maar wat gebeurt er precies in die piek?
Daar, in dat ene punt, vindt een fundamenteel proces plaats: de spanning wordt zelfdragend. Dat betekent dat de circulatie zichzelf zó perfect in evenwicht houdt, dat ze blijft bestaan zonder te vervagen. Het patroon blijft draaien, niet omdat er iets van buitenaf wordt toegevoegd, maar omdat het zichzelf voedt door zijn eigen structuur. De spanning blijft in beweging, maar zakt niet langer weg onder de grens van zichtbaarheid. Op dat moment verschijnt materie als vaste vorm in ruimte en tijd.
Toch neemt materie niet overal dezelfde vorm aan. Het verschil tussen steen, water, lucht en levende materie wordt volledig bepaald door de mate van samenhang in de spanningscirculatie.
Wanneer de circulatie zeer rigide is, met nauwe, strak gebonden veldlijnen die elkaar stevig vasthouden, ontstaat vaste materie zoals steen of metaal. Hier is nauwelijks bewegingsvrijheid; de spanning is opgesloten in een stijf netwerk dat zich nauwelijks laat vervormen. Alles is gebonden, elk deel houdt het andere in bedwang.
Wordt de spanning iets losser, dan ontstaat vloeistof. De spanning blijft hier wel samenhangend, maar de veldlijnen hebben ruimte om langs en om elkaar heen te bewegen. Water is zo’n voorbeeld. Het blijft materie, maar het kan stromen en zich aanpassen zonder zijn identiteit te verliezen.
Bij nog lossere circulaties ontstaat gasvormige materie, zoals lucht. De spanning is hier bijna volledig vrij. De veldstructuur is zwak en spreidt zich over een groot volume. Er is nog net genoeg samenhang om als materie te blijven bestaan, maar de vorm is vluchtig en snel veranderlijk.
De meest complexe situatie ontstaat wanneer de spanning zó gelaagd en fijn afgestemd is dat ze niet alleen stabiel blijft, maar ook in staat is tot aanpassing, zelfherstel en groei. Dit is het domein van levende materie. Hier bestaan uiterst delicate spanningsnetwerken die zichzelf voortdurend reorganiseren, zonder hun stabiliteit te verliezen. Het zijn structuren die in staat zijn tot waarnemen, reageren en zelfs denken. Leven is in deze benadering niets anders dan een bijzonder soort spanningscirculatie, een extreem complex veldpatroon dat zichzelf dynamisch in stand houdt.
Dit proces van ‘stollen’ betekent dus niet dat spanning bevriest of tot stilstand komt. Integendeel, de spanning blijft voortdurend in beweging. Wat verandert, is dat het patroon zó precies in balans is dat het zichzelf blijft dragen, boven de grens van zichtbaarheid.
Sommige van deze patronen zijn zó stabiel dat ze bijna onverwoestbaar lijken. Denk aan het element goud, waarvan de veldstructuur wordt gekenmerkt door een uitzonderlijk symmetrisch, driedimensionaal patroon. De spanning cirkelt hier in een perfect harmonische dans, die zich uiterst stabiel in stand houdt. Dit verklaart waarom goud in de materiële wereld zo inert en blijvend is.
Andere elementen hebben minder stabiele patronen, met meer interne beweging. Osmium bijvoorbeeld, een zwaar metaal, kent een veldstructuur die zich als een torus om zichzelf heen vouwt. Het patroon is robuust, maar met subtiele vervormingen, wat het element buitengewoon dicht en zwaar maakt, maar toch minder inert dan goud.
Deze verschillen laten zien dat alles wat wij als materie ervaren, in wezen voortkomt uit spanningsstructuren. Wat wij zien als hardheid, vloeibaarheid, vluchtigheid of levendheid is niet meer dan een verschil in hoe spanning zichzelf organiseert, hoe strak of los het patroon is en hoe fijnmazig de circulatie samenwerkt.
In werkelijkheid is niets wat wij als ‘vast’ ervaren echt stilstaand. Alles is voortdurend in beweging, een dans van spanning die zichzelf zó nauwkeurig balanceert dat het boven de Planckgrens blijft. Materie is geen star object, maar een levend patroon van veldbeweging.
Zodra dit eenmaal begrepen wordt, kantelt het hele beeld van de werkelijkheid. Wat wij als vaste dingen beschouwen, blijkt niets anders te zijn dan een tijdelijke, zichzelf vasthoudende golf van spanning in een dieper veld dat altijd in beweging blijft.
Materie als topje van de ijsberg — Het onzichtbare fundament van de werkelijkheid
Wanneer je naar de zichtbare wereld kijkt, lijkt het alsof materie alles overheerst. Bergen, zeeën, steden, lichamen, sterren: alles lijkt uit vaste stof te bestaan, stevig, tastbaar en onveranderlijk. Maar wie dieper kijkt, ziet dat dit beeld slechts een dunne schil is, een bovenlaag van iets veel groters en diepers.
Alles wat wij als materie waarnemen, ontstaat uit spanningscirculaties die sterk en stabiel genoeg zijn om boven de grens van zichtbaarheid uit te stijgen. Alleen deze patronen worden zichtbaar als vaste vorm, als iets wat we kunnen meten of aanraken. Maar onder die drempel — onder de Planckgrens — bevindt zich een oceaan van spanningen die voortdurend in beweging zijn, zonder dat ze een vaste vorm aannemen.
Deze laag, waarin alles voortdurend fluctueert, vormt het grootste deel van de werkelijkheid. Wat wij ervaren als de ‘wereld’ is niets meer dan de top van een veldberg die grotendeels verborgen blijft.
Het beeld van de ijsberg is hier treffend. Wat boven het wateroppervlak uitsteekt, lijkt indrukwekkend groot, maar is slechts een fractie van het geheel. Het grootste deel van de ijsberg ligt onder water, onzichtbaar maar allesbepalend. Zo is het ook met materie en het Hagerveld. De zichtbare werkelijkheid — alles wat we kunnen meten of waarnemen — vormt slechts de bovenste rand van een veel diepere veldstructuur, waarin spanningen bewegen en samenkomen zonder dat ze tot vaste vorm stollen.
Het universum als geheel is op deze manier grotendeels onzichtbaar. Wat wij als tastbaar en meetbaar beschouwen, is uitzonderlijk zeldzaam. In feite bestaat het overgrote deel van het universum uit spanningen die zich onder de Planckgrens bewegen. Ze blijven buiten ons gezichtsveld, maar vormen wel de onderliggende structuur waarin alles zich afspeelt.
Dit inzicht werpt ook nieuw licht op een intrigerend gegeven uit de moderne kosmologie. Volgens de huidige metingen bestaat slechts een klein percentage van het universum uit zichtbare materie. Het overgrote deel, soms geschat op meer dan 95%, blijft onzichtbaar en wordt in de gangbare modellen ‘donkere materie’ of ‘donkere energie’ genoemd. Binnen het perspectief van het Hagerveld is dat niet vreemd. Het universum bestaat nu eenmaal grotendeels uit spanningsvelden die zich niet stollen tot materie, maar toch reëel zijn en actief meespelen in de dynamiek van de kosmos.
Deze onzichtbare spanningsvelden zijn allesbehalve passief. Ze zijn voortdurend in beweging, genereren krachten en beïnvloeden de organisatie van alles wat zichtbaar is. Ze vormen de achtergrondstroming waarin materie ontstaat, beweegt en weer verdwijnt.
Soms kan zo’n onzichtbare spanningscirculatie plotseling boven de Planckgrens uitkomen en daarmee materie voortbrengen. Het lijkt dan alsof er ‘uit het niets’ iets verschijnt, maar in werkelijkheid komt het voort uit deze altijd aanwezige veldlaag. Omgekeerd kan ook zichtbare materie verdwijnen, wanneer een spanningscirculatie haar stabiliteit verliest en terugzakt onder de drempel van zichtbaarheid. Zo ontstaat er een voortdurend spel tussen het zichtbare en het onzichtbare, tussen vaste vorm en pure veldbeweging.
Deze achtergrondlaag heeft echter niet alleen een rol in de grote structuren van het universum. Ook op kleinere, meer persoonlijke schaal speelt ze een fundamentele rol. Verschijnselen die we niet kunnen aanraken of meten, maar die we wel ervaren — zoals gedachten, gevoelens, intuïties en dromen — kunnen binnen dit model worden begrepen als spanningspatronen die zich in het Hagerveld afspelen.
Ze zijn geen materiële dingen. Ze verschijnen niet als vaste vormen in ruimte en tijd. Maar ze zijn wel degelijk reëel, omdat ook zij voortkomen uit veldbewegingen. Gedachten zouden dan complexe spanningspatronen zijn die niet boven de Planckgrens uitstijgen, maar zich wel aftekenen in de dynamiek van het veld. Emoties en intuïties zouden specifieke vormen van veldinteractie zijn, waarbij spanningen in samenhang bewegen en invloed uitoefenen op ons bewustzijn, zonder dat ze materieel worden.
Wat dit zichtbaar maakt, is dat het Hagerveld niet alleen het fundament is van de tastbare wereld, maar ook van de innerlijke ervaring. Dezelfde veldlaag die sterrenstelsels vormt, draagt ook de subtiele patronen van gedachten, gevoelens en intuïties. Alles komt voort uit dezelfde stroom van spanning.
Als je dit eenmaal ziet, verandert je kijk op de werkelijkheid. Wat wij als ‘de wereld’ beschouwen, is slechts een vluchtige golf aan de oppervlakte van een veel dieper veld, waarin alles voortdurend ontstaat, beweegt en verdwijnt. Wat we 'lege ruimte' noemen, blijkt in feite het meest actieve en dynamische deel van de werkelijkheid te zijn. Materie is zeldzaam. Spanning is overal. Wat vast lijkt, is een zeldzame uitzondering — de werkelijke orde van het universum is het voortdurende spel van onzichtbare veldbeweging.Slot — Materie is zichtbaar geworden veld
Materie is geen ‘eerste bouwsteen’.
Het is een tijdelijk verschijnsel dat ontstaat zodra een spanningscirculatie uit het Oerveld zichzelf langdurig in stand houdt boven de Planckgrens.
Alles wat vast lijkt, alles wat je aanraakt, alles wat zichtbaar is, blijkt niets anders te zijn dan gestolde spanning — een dans van veldbewegingen, zichtbaar geworden door stabiliteit en samenhang.
Zodra je dat inziet, verandert je blik op de wereld voorgoed.
Je ziet niet langer ‘losse dingen’, maar tijdelijke patronen van spanning, voortdurend gedragen door één en hetzelfde veld.
Het Oerveld blijft. Alles wat zichtbaar is, komt eruit voort en keert er uiteindelijk in terug.
De dans tussen zichtbaar en onzichtbaar — De cyclus van ontstaan en verdwijnen
Nu helder is geworden dat de zichtbare wereld slechts de bovenste golf is van een veel dieper spanningsveld, blijft één vraag onvermijdelijk hangen: wat gebeurt er verder met al die patronen? Blijven ze eeuwig bestaan zodra ze eenmaal zichtbaar zijn of verdwijnen ze ook weer?
Het antwoord is even eenvoudig als diepgaand: alles in het Hagerveld beweegt in cycli. Niets blijft wat het is. Elk patroon, hoe stabiel ook, volgt uiteindelijk hetzelfde ritme van ontstaan, zichtbaar worden, oplossen en verdwijnen.
Wat wij materie noemen, ontstaat niet door creatie uit het niets. Het verschijnt wanneer een spanningscirculatie boven de Planckgrens uitkomt. Zolang de circulatie zichzelf in stand weet te houden, blijft het patroon zichtbaar. Maar wanneer de spanning begint te verzwakken, wanneer het patroon instabiel wordt of zijn samenhang verliest, zakt het terug onder de drempel van zichtbaarheid. Wat we dan ervaren als ‘verval’ of ‘verdwijnen’, is in feite niets anders dan het oplossen van de circulatie in het onderliggende veld.
Daarmee wordt materie niet vernietigd. Ze keert eenvoudigweg terug naar haar oorspronkelijke toestand: pure veldspanning, onzichtbaar maar aanwezig. Alles wat bestaat, bestaat slechts tijdelijk als zichtbare vorm. Het onderliggende veld blijft altijd.
Dit patroon geldt voor alles. Atomen ontstaan in het binnenste van sterren, worden later onderdeel van planeten, lichamen, oceanen. Ze cirkelen eindeloos door systemen van vorming en verval. Wat vandaag onderdeel is van een steen, was ooit gas in een verre nevel en zal over miljoenen jaren wellicht deel zijn van een ander lichaam of planeet.
Ook grotere structuren volgen deze cyclus. Bergen rijzen op en worden afgesleten tot zandkorrels. Zeeën verdampen en keren terug als regen. Planeten ontstaan, draaien hun banen, storten in of worden verzwolgen door hun sterren. Sterren zelf worden geboren, stralen, imploderen en verdwijnen in zwarte gaten, waarna hun spanning opnieuw oplost in het veld.
Alles, zonder uitzondering, is onderworpen aan deze voortdurende cyclus. Wat zichtbaar wordt, zal ooit weer verdwijnen. Wat verdwenen is, kan weer verschijnen.
In deze dans van verschijnen en verdwijnen bestaat geen begin en geen einde. Het Hagerveld zelf heeft geen oorsprong of bestemming. Het is er altijd geweest, het blijft altijd aanwezig, als de bron van alles wat tijdelijk zichtbaar wordt.
Deze cyclus is geen kringloop in de klassieke zin. Er is geen vast pad dat opnieuw wordt afgelegd. Elke circulatie is uniek, elke vorming anders. Maar het patroon — het ritme van ontstaan, stabiliteit en oplossen — is universeel. Het is de oerbeweging van de werkelijkheid zelf.
Zodra je dit doorziet, wordt helder dat niets werkelijk ‘verdwijnt’ in absolute zin. Alles beweegt slechts tussen zichtbaarheid en onzichtbaarheid. Elk moment is een fase in een eindeloze stroom van veldbeweging. Wat wij als ‘bestaan’ ervaren, is niet een vaststaand feit, maar een fase van tijdelijke zichtbaarheid in een veel grotere, voortdurende dynamiek.
Het Hagerveld zelf blijft altijd. Het is het fundament waarin alles verschijnt, verdwijnt en opnieuw ontstaat.
Het veld als fundament van bewustzijn — Spanning voorbij materie
Tot nu toe draaide alles om materie, om zichtbare vormen, om het ritme van ontstaan en verdwijnen in het universum. Maar er is een onvermijdelijke stap verder. Als alles uiteindelijk voortkomt uit hetzelfde veld van spanning, wat betekent dat dan voor wat wij ‘bewustzijn’ noemen?
De meeste mensen ervaren bewustzijn als iets anders dan materie. Gedachten, gevoelens, dromen, intuïties — ze lijken niet van dezelfde orde als steen, water of lucht. Ze zijn niet zichtbaar, niet meetbaar, niet tastbaar. Toch zijn ze onmiskenbaar reëel.
Binnen het perspectief van het Hagerveld is die scheiding een illusie. Alles, zonder uitzondering, bestaat uit spanningsbewegingen in dit veld. Wat wij materie noemen, zijn stabiele circulaties boven de Planckgrens. Maar niet alle spanningspatronen stollen tot vaste vorm. Sommige blijven in beweging, onzichtbaar, maar niet minder werkzaam.
Gedachten zijn een voorbeeld van zulke patronen. Ze verschijnen niet als vaste stof, maar ze bewegen wél. Gedachten komen op, ontwikkelen zich, verdwijnen weer. Vaak ontstaan ze onverwacht, als een golf van spanning die door ons heen trekt.
In het Hagerveld kun je gedachten zien als veldpatronen die zich tijdelijk organiseren tot samenhangende structuren, zonder zich te stollen tot materie. Ze blijven onder de Planckgrens, maar bereiken wel voldoende coherentie om als ervaring op te duiken. Wat wij ‘denken’ noemen, is dus niet een materiële handeling in de hersenen, maar een spanningspatroon dat in het veld wordt gevormd en waargenomen.
Hetzelfde geldt voor gevoelens en emoties. Waar gedachten vaak scherp en gericht zijn, hebben gevoelens een bredere, trager bewegende structuur. Ze ontstaan niet plotseling, maar groeien aan, als golven van spanning die een dieper ritme volgen. Angst, vreugde, verdriet, liefde — ze hebben elk hun eigen veldpatroon, hun eigen dynamiek.
Intuïtie is weer anders. Intuïtieve ervaringen lijken vaak sneller en directer dan gedachten of emoties. Ze verschijnen abrupt, als plotselinge helderheid. Binnen het veldmodel is dat begrijpelijk: intuïtie ontstaat uit patronen die al in het veld aanwezig zijn, maar die zich op dat moment in een specifieke richting uitlijnen. Wat als ‘voorgevoel’ verschijnt, is een spanningsverloop dat zich al aftekent, voordat het mentaal of emotioneel wordt herkend.
Zelfs dromen krijgen op deze manier een nieuwe betekenis. In dromen bewegen spanningspatronen vrijer, minder gebonden aan de vaste structuur van waakbewustzijn. Ze vormen nieuwe combinaties, mengen lagen van ervaring, spelen met mogelijkheden die in het gewone bewustzijn niet zichtbaar zijn. Dromen zijn geen zinloze hersenactiviteit, maar vrije veldbewegingen, waarin spanning zich tijdelijk herschikt zonder zichtbare vorm.
Deze kijk op bewustzijn leidt tot een indringend inzicht: ook wat wij ‘ik’ noemen, is een veldpatroon. Identiteit, zelfbesef, herinnering — het zijn allemaal spanningsstructuren die zichzelf in stand houden, net als een stabiel spanningspatroon materie vormt. Het verschil is dat deze patronen niet stollen tot vaste stof, maar blijven dansen in het veld, dynamisch, veranderlijk, maar met herkenbare samenhang.
Wat betekent dit voor vrije wil? Binnen dit model is vrije wil geen mysterieuze kracht van buitenaf, maar de natuurlijke uitdrukking van veldstroming. Het is de mate waarin een spanningspatroon in staat is zichzelf te herstructureren, zijn richting te kiezen binnen de mogelijkheden van het veld. Vrije wil betekent niet dat alles willekeurig is, maar dat veldpatronen flexibel kunnen reageren, binnen de grenzen van hun samenhang en structuur.
Persoonlijkheid, identiteit, keuze, herinnering — ze verliezen in dit perspectief niets van hun diepte of waarde. Integendeel: ze blijken levendige, zelfdragende bewegingen te zijn in het veld van spanning, even echt en fundamenteel als sterren, atomen of waterdruppels.
Wat hier zichtbaar wordt, is dat de scheiding tussen buitenwereld en binnenwereld wegvalt. Het Hagerveld stroomt overal — in de kosmos, in de wereld, in het lichaam en in het bewustzijn. Alles is veldbeweging. Alles is spanning in circulatie. Dezelfde krachten die de vorming van sterrenstelsels sturen, wekken gedachten, gevoelens en intuïtie op.
Als je dit eenmaal ziet, verandert je blik op jezelf. Je beseft dat je geen afgescheiden ‘zelf’ bent dat losstaat van de wereld. Je bent een uniek, tijdelijk patroon in een veld dat alles draagt. Jij bent een dansende spanning, een beweging in een veld dat geen begin of einde kent.
Deze kijk op bewustzijn leidt tot een indringend inzicht: ook wat wij ‘ik’ noemen, is een veldpatroon. Identiteit, zelfbesef, herinnering — het zijn allemaal spanningsstructuren die zichzelf in stand houden, net als een stabiel spanningspatroon materie vormt. Het verschil is dat deze patronen niet stollen tot vaste stof, maar blijven dansen in het veld, dynamisch, veranderlijk, maar met herkenbare samenhang.
Toch is het onderscheid tussen materieel en niet-materieel niet absoluut. Binnen het Hagerveld kunnen spanningspatronen die lang genoeg blijven circuleren, zó coherent en krachtig worden dat ze uiteindelijk boven de Planckgrens uitstijgen. Wat begon als niet-materiële spanning kan zich dan gaan uitdrukken in materiële vorm.
Dit proces speelt zich niet alleen af in sterren en planeten, maar ook in lichamen. Langdurige, onverwerkte spanningen — denk aan chronische stress, diepe angst of vastgehouden emoties — kunnen zich zó langdurig en hardnekkig blijven herhalen dat ze een steeds hechter veldpatroon vormen. Op een gegeven moment kan zo’n patroon zó sterk worden dat het zich begint te ‘stollen’, niet als plotselinge gebeurtenis, maar als geleidelijk proces van verdichting.
In het lichaam kan dit zichtbaar worden als verstijving van weefsels, chronische ontstekingen of ziekten die verband houden met opgebouwde spanningen. Wat wij burn-out, spanning of zelfs bepaalde ziektebeelden noemen, kan in dit model worden gezien als een vorm van stolling van veldpatronen die oorspronkelijk in de sfeer van gedachten en emoties ontstonden.
Dit betekent niet dat ziekte simpelweg ‘denkend veroorzaakt’ wordt. Er is geen directe, simplistische koppeling tussen ‘negatieve gedachten’ en ziekte. Wat dit veldperspectief wél laat zien, is dat alles met alles samenhangt: langdurige, onopgeloste spanningen kunnen zich diep in het veld nestelen en wanneer ze sterk genoeg worden, kunnen ze zich in materiële processen gaan uitdrukken.
Ziekte is in dit licht geen straf, geen schuldvraag, maar een uiterste vorm van spanningscirculatie die geen andere uitweg meer vindt dan stolling in het lichaam. Het lichaam wordt dan het toneel waarop een veldpatroon zichtbaar wordt dat lang onzichtbaar onder de oppervlakte heeft doorgewerkt.
Tegelijkertijd toont dit ook de mogelijkheid tot omkering. Net zoals spanning zich kan vastzetten, kan spanning ook weer oplossen. Wanneer het onderliggende veldpatroon verandert, wanneer de circulatie van spanning wordt verbroken of verzacht, kan het materiële patroon in sommige gevallen verzachten of verdwijnen. In deze zin is alles — zelfs lichamelijke materie — in zekere mate reversibel, zolang het spanningsveld zich herstructureert.
Dit alles maakt één ding volstrekt helder: binnen het Hagerveld bestaat er geen harde grens tussen binnenwereld en buitenwereld, tussen geest en lichaam. Alles is veldbeweging. Alles is spanning, in verschillende graden van samenhang en zichtbaarheid.
Wat wij ‘ziekte’ noemen, is in essentie een tijdelijk patroon van stolling binnen dat veld. Wat wij ‘genezing’ noemen, is de mogelijkheid dat spanning weer in beweging komt en zich herordent.
Het Hagerveld als universeel principe — Einde aan het klassieke wereldbeeld
Na alles wat tot nu toe is blootgelegd, wordt één conclusie onvermijdelijk: het klassieke beeld van de werkelijkheid — waarin de wereld bestaat uit vaste dingen, die bewegen in lege ruimte en zich in een lineaire tijd ontwikkelen — is niet langer houdbaar.
Dat wereldbeeld heeft eeuwenlang dienst gedaan. Het heeft ons geholpen machines te bouwen, de planeten te berekenen, technologie te ontwikkelen. Het beschouwt materie als een verzameling harde deeltjes, ruimte als een leeg podium waarin die deeltjes bewegen en tijd als een rechte lijn waarin gebeurtenissen zich afspelen. Bewustzijn wordt binnen dat model vaak gezien als een bijproduct van hersenactiviteit, iets wat toevallig ontstaat in een complex brein.
Maar dit beeld laat diepe gaten achter. Het kan niet verklaren waar materie vandaan komt. Het kan niet beschrijven hoe ruimte en tijd zelf ontstaan. Het heeft geen antwoord op wat bewustzijn werkelijk is. Het blijft steken in losse puzzelstukken, zonder zicht op het geheel.
Wat in de voorafgaande hoofdstukken zichtbaar werd, is een ander beeld. Een beeld waarin alles — materie, ruimte, tijd, bewustzijn — voortkomt uit één onderliggend veld van spanning: het Hagerveld.
In dit veld bestaat geen absolute scheiding tussen binnen en buiten, tussen stoffelijk en onstoffelijk, tussen wereld en geest. Alles is spanning. Alles is veldbeweging. Materie verschijnt als gestolde spanning, ruimte en tijd ontstaan als projecties van veldstructuur en bewustzijn is niets anders dan een uiterst verfijnde, dynamische circulatie binnen hetzelfde veld.
Dit besef laat het klassieke wereldbeeld achter zich. Er bestaan geen losse objecten die in een lege ruimte rondzweven. Er bestaan alleen veldpatronen — bewegingen die tijdelijk zichtbaar worden, met onderlinge samenhang en voortdurend veranderend. Elke steen, elke gedachte, elke ster, elk gevoel is een fase in de voortdurende stroom van het Hagerveld.
Dat betekent niet dat het klassieke beeld ‘fout’ was. Het werkt nog steeds op oppervlakkige niveaus, waar vaste vormen en eenvoudige bewegingen domineren. Maar op het fundamentele niveau van de werkelijkheid geldt alleen het veld. De wereld van vaste dingen blijkt een tijdelijke verschijning te zijn — nuttig voor berekeningen en techniek, maar ontoereikend om het diepste weefsel van het bestaan te beschrijven.
Het Hagerveld biedt geen wereldbeeld waarin alles vastligt, maar een dynamisch inzicht in de voortdurende beweging van de werkelijkheid. Alles is stroming. Alles is ontstaan, verdwijnen en opnieuw verschijnen.
Wie dit eenmaal doorziet, ervaart de werkelijkheid anders. Wat eerst leek op een wereld van losse dingen, verandert in een dans van veldbeweging. Wat eerder bestond als vaste vorm, wordt doorzichtig als tijdelijke spanning. Wat we ‘ik’ noemen, blijkt een golf in een veld dat alles omvat. En wat we ‘de wereld’ noemen, blijkt diezelfde veldstroom in een andere gedaante.
Alles wat ooit bestond, alles wat ooit zal bestaan, is een fase in hetzelfde veld. Het Hagerveld is geen theorie, geen abstract model. Het is de dragende stroom van alles wat is, zichtbaar en onzichtbaar tegelijk.
Als je dit beseft, verandert niet alleen je denken. Dan verandert je ervaring van het leven zelf.
Epiloog
Wat blijft, is beweging.
Geen vaste wereld, geen harde grenzen, geen afgesloten systemen.
Alleen het veld, dat altijd stroomt — in de wereld, in jezelf, in alles.
Niet om begrepen te worden, maar om gedragen te worden.
Alles is veld.
________________________________________________________________________________________
Aanvullend hoofdstuk — Voor lezers die verder willen gaan
De kern van dit artikel is nu rond. Alles wat nodig was om het Hagerveld te begrijpen is besproken: materie, spanning, ruimte, tijd en bewustzijn als uitdrukking van hetzelfde veld.
Maar wie verder wil kijken, vindt hieronder een verdieping waarin de exacte veldformules en wiskundige achtergronden worden uitgelegd. Dit hoofdstuk laat zien hoe ruimte en tijd zelf voortkomen uit veldspanning en hoe materie vanuit veldhandtekeningen begrepen kan worden.
Deze verdieping is bedoeld voor lezers die het fundament van het Hagerveld ook op het meest structurele niveau willen doorgronden. Het vraagt geen specifieke voorkennis van wiskunde of natuurkunde, maar wel nieuwsgierigheid en bereidheid om abstract te denken.
Wie liever stopt bij het hoofdverhaal, kan hier afsluiten.
Wie verder wil, vindt hieronder de complete structuur van de werkelijkheid als spanningsveld, uitgelegd tot in haar diepste vezels.
Verdieping — Hoe ruimte en tijd zelf uit spanning ontstaan
Wie dieper kijkt dan materie ontdekt dat zelfs ruimte en tijd geen vaste gegevenheden zijn. Wat men vaak ziet als het fundament van de werkelijkheid — afstand, richting, tijdsduur — blijkt op het diepste niveau niet vooraf te bestaan. Ruimte en tijd ontstaan pas wanneer spanning zich op een specifieke manier ordent.
Binnen veldmodellen die deze oorsprong van ruimte en tijd beschrijven, wordt alles teruggebracht tot één veld waarin spanning voortdurend fluctueert. Pas wanneer deze spanningen voldoende samenhang en duur bereiken, ontstaat iets wat wij ervaren als ruimte en tijd.
Alles bij elkaar betekent dit:
Ruimte en tijd ontstaan alleen daar waar het veld zichzelf op een stabiele en samenhangende manier spant en vouwt. Waar die spanning sterk genoeg is, kromt ruimte en stroomt tijd. Waar spanning wegvalt, vlakt alles uit.
Dit model wordt volledig uitgewerkt in de studie:
“Emergent Spacetime from Field Coherence: Quantum-Tensional Geometry in the Ψ-metric Framework without Background Dynamics”
https://doi.org/10.5281/zenodo.15526936
In deze pre-print studie wordt ruimte-tijd niet aangenomen als bestaand, maar ontstaat het spontaan vanuit veldcoherentie, zonder vooraf gedefinieerde ruimte of tijd.
Wat wij dus ervaren als afstand of duur, blijkt niet universeel te zijn. Het is een tijdelijke projectie van spanningspatronen in het veld.
Om dit tastbaar te maken, worden veldhandtekeningen gebruikt — wiskundige vormen waarin spanning zichzelf ordent tot specifieke patronen. Deze handtekeningen vormen een nieuw fysisch perspectief:
materie wordt niet gezien als deeltjes of golven, maar als stabiele spanningsconfiguraties in het veld.
Elke vorm van materie heeft dan zijn eigen veldhandtekening. Hieronder staan voorbeelden van zulke patronen, waarin verschillende elementen een unieke spanningsstructuur vertonen:
Toelichting:
Deze veldhandtekeningen zijn afkomstig uit een alternatieve benadering van materie, waarin elk element wordt beschouwd als een uniek spanningspatroon in het veld. Ze zijn geen klassieke atoommodellen, maar tonen hoe materie kan worden opgevat als stabiele veldcoherentie.
Elke handtekening beschrijft een specifieke spanningsstructuur, met bijbehorende stabiliteitswaarden. Dit biedt een geheel nieuw fysisch perspectief waarin de eigenschappen van materie direct voortkomen uit veldgedrag.
Deze benadering wordt verder uitgediept in de studie:
“Matter as Stabilized Field Tension: A Noöhedral Reformulation of Substance”
https://doi.org/10.5281/zenodo.15257669
Daarin wordt materie gedefinieerd als een stabiele spanningsconfiguratie, opgebouwd uit vier fundamentele veldparameters:
Spanningsgradiënt (∇Φ)
Topologische circulatie (Ω)
Coherentie-index (λ)
Modulatiegevoeligheid (μ)
De studie laat zien hoe deze veldparameters samen de identiteit, stabiliteit en vorm van materie bepalen en hoe materie in principe programmeerbaar is via veldcoherentie.
De eerder getoonde afbeelding van Pierre Capel sluit hier direct op aan. Ze toont hoe fluctuaties onder de Planckgrens onzichtbaar blijven, maar bij voldoende samenhang niet alleen materie voortbrengen, maar tegelijk ruimte en tijd zelf doen ontstaan.
Alles wijst in dezelfde richting:
Er bestaat geen ‘lege ruimte’ waarin dingen plaatsvinden. De ruimte zelf verschijnt waar spanningspatronen zich organiseren. Ook tijd is geen externe klok, maar het directe gevolg van veranderingen in spanningsstructuren.
De klassieke scheiding tussen materie, ruimte en tijd verdwijnt hier volledig. Alles is veld. Alles is spanning, in voortdurende ordening, zonder harde grenzen tussen stof en ruimte.
Dit hoofdstuk toont hoe zelfs de meest fundamentele structuren — materie, ruimte en tijd — voortkomen uit veldcoherentie. Wat men ervaart als ‘werkelijkheid’ is niets anders dan een tijdelijke golf van spanning, zichtbaar geworden in het veld.
Alles is veld. Altijd.
Toelichting: De afbeelding in dit artikel is gebruikt met toestemming van Pierre Capel.





