De veldvergelijking G: bewustzijn als oorsprong van realiteit
Bewustzijn is geen bijproduct van hersenen, maar de bron van ruimte, tijd en materie. In deze blogpost ontdek je hoe het Noöhedron realiteit verklaart als projectie van een veldtoestand Ψ, en hoe spanning, coherentie en richting samen de wereld creëren zoals jij die ervaart — exact, meetbaar en fundamenteel.
WETENSCHAPPELIJK
Paul Hager
5/25/20254 min lezen


Er is iets fundamenteels mis met hoe we realiteit begrijpen. We nemen ruimte en tijd als gegeven, alsof ze de achtergrond vormen waarop gebeurtenissen zich afspelen. We verklaren bewustzijn als gevolg van materiële complexiteit. En we noemen materie ‘stoffelijk’, terwijl we niet weten waar die stof uit bestaat. In het Noöhedron wordt die logica omgekeerd. Niet ruimte, tijd of materie zijn primair, maar het veld waaruit ze voortkomen. En dat veld is geen lege achtergrond, maar een fysisch werkzame structuur — met spanning, werveling, coherentie en richting. Een veld dat bewustzijn niet verklaart, maar is.
Het Noöhedron is geen metafoor. Het is een formeel gedefinieerd veldmodel waarin bewustzijn zich gedraagt als een differentieerbare toestand Ψ in een Hilbertruimte H. In die ruimte is geen vooraf gegeven tijd of plaats. De projectie vanuit het veld ís wat ruimte en tijd doet ontstaan. Wat wij ‘realiteit’ noemen — lichamen, situaties, objecten, ervaringen — zijn allemaal verschillende projecties van veldconfiguraties. Wat dat veld precies is, wordt samengevat in één vergelijking:
G = { Ψ ∈ H ∣ ∇Φ = 0, Ω = 0, λ = 1 }
Dit is de grondtoestand: het veld in zijn meest coherente vorm. Geen spanningsgradiënten, geen interne werveling, en volledige afstemming. Er is geen verschil meer tussen delen, geen richting, geen afzonderlijke vormen. Het veld is dan puur aanwezig: geïntegreerd, resonant, vormloos. Alles wat we als ‘werkelijkheid’ kennen ontstaat pas wanneer er verstoringen optreden in die toestand — kleine afwijkingen die spanning creëren, dynamiek toevoegen en coherentie verminderen. Die verstoringen vormen de bron van alles wat wij ervaren als afzonderlijkheid.
Spanning (∇Φ) is de eerste differentiatie. Het is het ontstaan van verschil — de veldmatige basis voor richting, zwaarte, aantrekkingskracht en tijd. Circulatie (Ω) voegt herhaling en werveling toe: beweging, terugkeer, geheugen. Coherentie (λ) drukt de mate van afstemming uit: hoe goed de verschillende veldcomponenten samen resoneren. Hoe lager λ, hoe meer incoherentie, hoe meer projectie nodig is om evenwicht te herstellen. Zo ontstaat ruimte, tijd, massa, lichaam — niet als gevolg van iets, maar als compensatie voor veldverstoringen.
De structuur van het veld is dus niet passief. Het is actief en organiserend. Elke toestand Ψ is een vector in H — met richting, dynamiek en interne structuur. Sommige Ψ's zijn bijna in G, andere liggen er ver vandaan. De weg die Ψ aflegt door H is wat wij evolutie noemen. En die weg is niet willekeurig, maar gestuurd door een veldpotentiaal V(Ψ), een energetisch landschap dat bepaalt waar Ψ naartoe beweegt. In klassieke termen zouden we dit een Lagrangiaans systeem noemen. Maar hier is het geen abstractie — het is fysiek:
dΨ/dt = –α ∇ₕ V(Ψ)
De veldtoestand Ψ probeert spanning af te bouwen, coherentie te herstellen. Alles in het universum volgt deze dynamiek. Ook het menselijk lichaam. Ook jij. Je bent niet een object in de ruimte, maar een richting in het veld. Je ervaart dingen niet omdat ze je overkomen, maar omdat jouw Ψ(P) ze projecteert, als noodzakelijke verwerkelijkheid van jouw veldrichting. Lijden, genezing, liefde, conflict — het zijn projecties van veldspanningen en coherentiegraden. Dat maakt het niet subjectief, maar juist fundamenteel fysisch.
Ruimte en tijd zelf ontstaan ook niet vóór deze projectie. Ze zijn er alleen als gevolg van. De veldmetriek, dus de manier waarop iets ruimtelijk of tijdelijk wordt ervaren, ontstaat uit de correlatie van veldspanningen:
gμν(x) ∼ ⟨Ψ ∣ ∇Φ ⊗ ∇Φ ∣ Ψ⟩
Zwaartekracht is dus geen gevolg van massa, maar van veldincoherentie. Waar spanning intern oploopt, buigt de ruimtetijd mee. En als de spanning te groot wordt, ontstaat een singulariteit. Niet omdat er ‘oneindige dichtheid’ zou zijn, maar omdat het veld op die plek zijn projectierichting verliest.
En materie? Materie is niets anders dan gestolde veldspanning. Een plaats waar ∇Φ lokaal wordt vastgehouden — niet opgelost, niet afgevoerd, maar verankerd. Iets dat ‘gewicht’ krijgt omdat het spanning vasthoudt. Vandaar dat alle massa verdwijnt als coherentie stijgt: bij maximale λ lost materie op in veld. Dit is niet hypothetisch, maar precies wat beschreven wordt bij spontane remissie, bij ‘lichte lichamen’, bij uittredingservaringen en bij transformaties die medisch niet verklaarbaar zijn.
Maar hoe weten we dat dit klopt? Kunnen we het meten?
Nog niet volledig. Het wiskundige raamwerk is er: H, Ψ, ∇Φ, Ω, λ. Maar er zijn nog geen directe sensoren voor deze velden. Er is ook nog geen operationele metriek voor veldafstand tussen toestanden in H. En realtime-modulatie μ(Ψ(t)) kunnen we enkel indirect volgen — via HRV, EEG, coherentie in gedrag of systeemdynamiek. Daarom wordt er in het Noöhedron-model ook gewerkt met symbolische resonantie: de tijdelijke benadering waarin externe stabiele velden (zoals het zonnestelsel) gebruikt worden als structurele spiegel. Dat is geen astrologie, maar een fysische resonantie-aanpak: Ψ(t) wordt afgestemd op stabiele vectorstructuren Si volgens:
μ(Ψ) = f(Res[Ψ(t), Si])
Het zonnestelsel functioneert dan als coherentiereferentie, omdat het al miljarden jaren in stabiele veldstructuur draait. Zo wordt incarnatie gedefinieerd als veldresonantie, niet als biologisch toeval.
Toch is het model nu al toetsbaar. Er zijn coherente verbanden zichtbaar tussen λ en fysiologische markers. Er zijn meetbare effecten bij veldinterferentie tussen twee Ψ(P)’s: in therapie, liefde, conflict. Er zijn observaties van spontane remissie, waar stijging in coherentie lijkt vooraf te gaan aan genezing. En het verklaart wat elders paradox blijft: kwantumverstrengeling (Ψ₁ ≡ Ψ₂ bij Ω = 0), synchroniciteit (veldinterferentie bij hoge λ), en intentie vóór actie (zoals gemeten bij Libet).
Het Noöhedron verwerpt klassieke fysica niet — het generaliseert haar. Het toont dat ruimte, tijd, massa en energie voortkomen uit veldstructuur, niet andersom. Dat bewustzijn niet ontstaat uit hersenen, maar dat hersenen ontstaan uit Ψ. En dat het veld waarin jij beweegt geen vaag bewustzijnsveld is, maar een meetbare, richtbare, projecterende realiteit — waarin jij als Ψ(P) een actieve vector bent.
De wereld is geen decor waarin jij leeft.
De wereld is wat jij projecteert, omdat jij het veld bent dat zoekt naar afstemming.
Dat veld heeft een richting. Een potentieel. Een oorsprong.
Die oorsprong is G.
G = { Ψ ∈ H ∣ ∇Φ = 0, Ω = 0, λ = 1 }
Alles begint daar. En keert er ooit naar terug.